halverwege de basisschool, mijn moeder ontdekte dat een aantal andere kinderen en ik had gespeeld met een meisje dat het syndroom van Down had. We hadden een pauze besteed aan het plukken van paardenbloemen en het maken van kransen. Meer als nesten, maar het is de gedachte die telt.

een van onze leraren zag ons en gaf me een lint voor mijn gedrag. Het voelde een beetje vreemd, het ontvangen van een beloning voor het niet gedragen als een volslagen idioot. We wisten niet precies wat het syndroom van down was. Maar we wisten dat Megan anders was. Het maakte ons niet zoveel uit.,

mijn moeder vond het lint in mijn lunchzak en vroeg ernaar. Toen ik het uitlegde, brak ze een kom in de gootsteen en gooide eieren naar me van achter de koelkastdeur. “Speel je met een achterlijke?”ze schreeuwde.

dagenlang negeerde ze me. Behalve dat ze me soms “achterlijk” noemde, toen we langs kwamen in de gang.een paar jaar later zat mijn moeder in een auditorium en zag hoe ik cello speelde in het orkest van de middelbare school. Op de rit naar huis vroeg ze waarom ik niet Eerste stoel speelde.

” dat is gereserveerd voor een senior,” zei ik.

ze rolde haar ogen., “Waarom zit je niet in de masterclass?”

Ik zei, ” Omdat je niet in aanmerking komt voor masterclass totdat je een tweedejaars bent.”

“Bull shit,” zei ze. “Je leraar gelooft niet dat je talent hebt. Misschien ben je dat niet. Als ik jou was, zou ik stoppen.”

mijn vader zweeg als een chauffeur.dagenlang woog ik haar woord af tegen dat van onze dirigent. ik wist niet wie de leugenaar was. Uiteindelijk moest ik een keuze maken. Woorden van geen van beiden deden ertoe. Wat deed was mijn liefde voor muziek.

dus ik bleef oefenen., Ik maakte masterclass en vertelde mijn ouders dat ik niet meer wilde dat ze optredens bijwoonden. Op de universiteit gaf ik muziek op voor een andere passion — writing. Maar de les bleef hangen: Ik had mijn moeders advies niet nodig. Of haar goedkeuring. Of haar steun. Ze had het altijd mis.